Verslag ‘Versterken van de pedagogische basis | Landsdeel Noord’

  • Berichtcategorie:politiek

Op 20 juni vond het derde webinar plaats uit de reeks ‘Versterken van de pedagogische basis’. Dit keer onder leiding van dagvoorziter Jouke Douwe de Vries, wethouder sociaal domein, onderwijs, welzijn en financiën in de gemeente Noardeast-Fryslân, en met sprekers en voorbeelden uit landsdeel Noord. Hoe versterken we vooral weer ‘het gewone leven?’ was de vraag waarmee de Vries het webinar opende. We moeten daarvoor anders organiseren, anders samenwerken en anders opleiden, was het antwoord in de videobijlage van Klaas Koelewijn.

Definitie pedagogische basis

Misschien moeten we eerst helder krijgen wat we precies verstaan onder ‘pedagogische basis’, suggereert Bert Wienen, onderzoeker bij het lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim, initiatiefnemer van het Instituut voor Inclusief Onderwijs en auteur van Van individueel naar inclusief onderwijs, verkozen tot Onderwijsboek van het Jaar 2023. Hij stelt de volgende definitie voor: ‘De pedagogische basis is een geografisch afgebakende plek (een schoolplein, een straat, een dorp, een buurt etc.) waarin ouders en andere opvoeders het verlangen hebben en de ruimte ervaren/krijgen om pedagogische relaties op elkaar, en met de ‘vanzelfsprekende professionals (leerkrachten, pedagogisch medewerkers, sportcoaches etc.), af te stemmen.’ Relaties zijn in deze definitie het sleutelwoord. 
Hij refereert naar een project op school om aandacht te geven aan ‘angst en depressiviteit’. Wienen citeert een betrokken jongere “Wij noemen dat – angst en depressiviteit – gewoon een ‘gebrek aan contact’.” Toen de focus van het project daarna verschoof van behandeling naar het creëren van ruimte en tijd voor contact, met leerkrachten, en tussen jongeren onderling, daalde het aantal verwijzingen naar de jeugdzorg aanzienlijk. Toch kwam de financiering onder druk te staan. De gemeente zei: wij betalen niet voor contact, wel voor interventies. En de school zei: wij betalen leerkrachten om les te geven, niet om contact te hebben. Het geeft aan hoe moeilijk het soms is om zo iets eenvoudigs als contact georganiseerd te krijgen. 

De kracht van echt contact

Het systeem dat we de afgelopen twintig, dertig jaar gebouwd hebben, zit ons volgens Wienen in de weg. We zijn gaan denken in ‘ketens’: we schuiven een kind door van de ene naar de andere professional. Onderweg raken we kinderen kwijt. Dan stellen we ‘regisseurs’ aan om de boel weer vlot te trekken. 
Een ander obstakel is de taal die we zijn gaan gebruiken. We geven alles een label en we praten over de huidige jongeren als ‘The Anxious Generation’ (naar het boek van Jonathan Haidt uit 2024, vertaald als Generatie Angststoornis). Bert Wienen pleit ervoor de focus te verleggen van het stellen van meetbare systeemdoelen – ‘alle kinderen mentaal gezond’ – naar het met elkaar bouwen van een gezonde context. Dat doe je vooral door als professional eerst eens een tijdje op je handen te gaan zitten. Je geeft zo ruimte aan het ontstaan van pedagogische relaties, vanuit de kracht van echt contact.

Het kind als kanarie in de kolenmijn

In Friesland werken zo’n twintig basisscholen inmiddels met ‘De Inclusiemeter’ (geïnspireerd op de ‘Index for Inclusion’ van Tony Booth en Mel Ainscow). Ludo Abbink, directeur-bestuurder van Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Friesland, vertelt dat een inclusieve cultuur in de pedagogische basis de sleutel is tot succes. Op iedere school werkt dat weer anders. Zo speelt op Terschelling niet het probleem van verwijzing naar het speciaal onderwijs, simpelweg omdat ze dat niet hebben op het eiland. En in Tzum werkt de basisschool nauw samen met een zorgboerderij. Wat de scholen volgens Abbink gemeen hebben is sterk leiderschap, verbonden aan een heldere missie om inclusief te willen werken: wij lossen dit met elkaar op. 
Hij is het ook van harte met Bert Wienen eens dat we weer moeten normaliseren. En dat de omgeving, de context, zich aan moet passen aan het kind. Dat betekent overigens niet dat je altijd ‘het kind centraal’ moet stellen, want dan ga je toch weer individualiseren. Het gaat om de context, het samenspel tussen ouders, kind, leerkracht en andere ‘vanzelfsprekende professionals’. Het kind is daarbij de ‘kanarie in de kolenmijn’: gaat het met het kind niet goed, dan is er iets mis in de context. Het kind houdt ons dan een spiegel voor: hier hebben we wat te leren.

Contact tussen ouders onderling

Op vele plekken in Friesland en Groningen gebeuren op dit gebied al mooie dingen. Zo is er Healthy Aging Noord-Nederland dat ‘verrijkte schooldagen’ realiseert op tientallen scholen in de regio. Kinderen krijgen hier de gelegenheid hun talenten breed te ontwikkelen, ook de kinderen die wat minder goed zijn in de reguliere schoolvakken, vertelt directeur Daniëlle Bekkering
En de Stichting Kinderopvang Stad Groningen biedt in de vier noordelijke stadswijken ‘Algemeen toegankelijke kinderopvang’ aan, waardoor jonge kinderen die normaal niet naar de kinderopvang zouden gaan zich nu sneller en beter kunnen ontwikkelen. Ze kunnen daardoor met een minder grote achterstand instromen in de basisschool. Een vertrouwensband met ouders is hierbij cruciaal, vertellen Zilla Bunk, senior pedagogisch medewerker SKSG, en SKSG-manager Anne Looijenga. Wat ook helpt, is contact tussen ouders onderling. Problemen die door ouders als groot worden ervaren – bijvoorbeeld een kind dat ‘s nachts niet kan slapen – wordt een stuk behapbaarder als je hoort dat ook andere ouders hiermee worstelen. Een mooi voorbeeld van ‘pedagogische relaties’ en ‘de kracht van echt contact’.

‘Zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig’

Hoe maak je van dit alles nu beleid? Wat is bijvoorbeeld de rol die gemeenten kunnen spelen in het versterken van de pedagogische basis? Volgens Manouska Molema, wethouder jeugd & jeugdhulp van de gemeente Groningen, ligt de sleutel vooral in samenwerken, met ouders en kinderen, met professionals, met iedereen die betrokken is. De landelijke Hervormingsagenda Jeugd is voor haar een bijzaak: het gaat om de specifieke agenda voor Groningen. En die agenda zet vooral in op het bouwen van netwerken vanuit een visie van positief opgroeien, niet denkend vanuit problemen. 
Wat we volgens haar nog steeds te veel doen, is denken vanuit een diagnose: wat ‘heeft’ dit kind? Pas dan kun je worden geholpen. Waar ze in het Groninger beleid naar streven, is dat een kind ook geholpen kan worden zonder diagnose, ‘zo licht als mogelijk is, zo zwaar als nodig’. 
Dat doen ze bijvoorbeeld op Portalis, een school van Elker Groningen Jeugd & Onderwijs in Bedum. Bestuurder Ina Huesken vertelt dat hier kinderen van 5 tot 13 worden begeleid om weer terug te kunnen keren naar een reguliere onderwijsvoorziening. Het gaat om kinderen met grote ontwikkelingsachterstanden, met een laag zelfbeeld, vaak getraumatiseerd of kampend met agressief gedrag. Met behulp van Positive Behaviour Support (PBS), zonder geboden en verboden, komen ze langzaam weer tot zichzelf en groeit er vertrouwen in school, ook bij de ouders. Zo willen ze bij Elker de keten rondmaken, zodat kinderen aan het einde van een traject gewoon weer terug kunnen naar school.

Daar gaat het om, stelt ook Bert Wienen tot slot. Hij hoop dat we leren wat er nodig is binnen het reguliere onderwijs om te voorkomen dat kinderen überhaupt de keten in moeten. Daarvoor hebben we misschien wel radicaal andere hypotheses nodig. Zoals een arts eind negentiende eeuw werd uitgelachen om zijn ‘onrealistische’ voorstel om ten behoeve van de gezondheid alle huizen op het riool aan te sluiten, zo hebben we ook nu visionairs nodig die het radicaal anders willen doen. Dat betekent dat we in een andere webinar misschien wel in een hele andere samenstelling moeten zitten. Breed kijken is het pleidooi. 

Bron: Netwerk Met Andere Ogen